Mnemosyne: mengelingen voor wetenschappen en fraaije letteren

Priekinis viršelis
1815
 

Pasirinkti puslapiai

Kiti leidimai - Peržiūrėti viską

Pagrindiniai terminai ir frazės

Populiarios ištraukos

30 psl. - Des gerusten landmans heen, Die zijn zalig lot, hoe kleen, Om geen koningskroon zou geven ! Lage rust braveert den lof Van het hoogste koningshof. Als een boer zijn...
141 psl. - Hef moedig d' opslag naar den hoogen, En vest hem op Zijn Alvermogen ; — Gevoel Zijn inspraak in uw borst : — „ Uw nooddruft moet Zijn volheid staven; „ Uw nood , Zijn overvloed van gaven ; „ Daar, waar Zijn gunst niet wilde laven, „ Schiep Hy geen vatbaarheid voor dorst...
28 psl. - Al lagchende, om haar heen. Nu roept en schatert al de jeugd: „Draag Roosje nu in zee!" Hij grijpt haar ijlings van den grond, En loopt met haar in zee. De sterke jong'ling kuscht den last, Dien hij zoo greetig torscht, En klemt het allerliefste kind, Nog vaster, aan zijn borst.
27 psl. - Het lieve Roosje was er bij ; En ieder jongeling Vergat den ploeg — vergat den visch, Als ze aan zijn zijde ging. Een jong'ling, die haar 't meest beviel, Bleef immer aan haar zij; Hij zei aan Roosje meenigmaal, De zoetste kozerij. Nu drukt hij eens heur zagte hand, Daar hij een kuschje steelt, En met de lokjes, om haar' hals, Heur bruine lokjes, speelt.
31 psl. - ... mee, Klare bronnen, koele stroomen, Frissche luchten: overvloed Maakt het buitenleven zoet. Laat een koopman koopmanswaren, Huis en hof en kas en goud Wagen op het schuimend zout Daar de witte zeilen varen, Varen, maar met groot gevaar; Veemans rijkdom blijft van daar. Laat de drokke pleitzaal woelen, Menig vreezen dat de schaal Van de vierschaar rijze of daal' Voor de strenge rechterstoelen; Veeman houdt zich bij zijn vee, En daar blijft zijn zorreg mee.
144 psl. - En aandoenlijk ruischt het lover van uw donker eikenwoud , 's Hemels blozend aanschijn spiegelt in den plas die u omspoelt , Daar hy met zijn zilvren golven dartiend om uw zuilen woelt. Heerlijk staat gy daar verheven, burg wien eeuw bij eeuwen heugt.
40 psl. - O! Und was soll werden dein Weib und Kind ? Edward, Edward! Und was soll werden dein Weib und Kind, Wenn du gehst über Meer? — O! Die Welt ist groß, laß sie betteln drin, Mutter, Mutter! Die Welt ist groß, laß sie betteln drin, Ich seh sie nimmermehr — O!
40 psl. - Ich seh sie nimmermehr! — O! Und was soll deine Mutter thun ? Edward, Edward! Und was soll deine Mutter thun? Mein Sohn, das sage mir! O! Der Fluch der Hölle soll auf Euch ruhn, Mutter, Mutter l Der Fluch der Hölle soll auf Euch ruhn, Denn Ihr, Ihr riethets mir l O.
121 psl. - Kan het aan Haarlem met eenigen grond betwist worden, dat de Konst, om met enkel verplaatsbare letters te drukken, aldaar voor het jaar 1440 door Laurens Koster is uitgedacht? — En is met deze konst van daar naar Mentz overgebragt, en aldaar verbeterd door letters van tin gegoten voor de houten letters in plaats de stellen?
31 psl. - Of zyn gladde mellekkoeien , Even lustigh, even bly Onder 't grazen, van ter zy, In een bogtigh dal hoort loeien; Toon my dan , o arme stadt , Zulk een' wellust, zulk een

Bibliografinė informacija